Close

10 januari 2023

Wijzigingen aan het fiscaal vrijstellingsregime van spaarboekjes op til?

Recent werd door de minister van Financiën een advies gevraagd aan de Nationale Bank van België en de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (‘FSMA’) over een eventuele wijziging van de fiscale vrijstelling van spaarboekjes. Met het ingewonnen advies hoopt de minister op een passende wijze een einde te kunnen maken aan het, door Europa discriminatoir bevonden, vrijstellingsregime voor interesten op spaardeposito’s. Deze vrijstelling geldt in beginsel zowel voor binnenlandse als voor buitenlandse spaardeposito’s. Echter wordt de vrijstelling in de praktijk stelselmatig geweigerd voor buitenlandse spaardeposito’s, aangezien deze moeilijker aan de opgelegde criteria voor de vrijstelling kunnen voldoen. 

De fiscale vrijstelling van spaardeposito’s

Als stimulans om geld op spaarboekjes te laten staan is er anno 2023 nog steeds een fiscaal gunstregime voor de interesten die belastingplichtigen verkrijgen uit deze spaardeposito’s. Zo stelt artikel 21, 5° WIB dat voor inkomstenjaar 2022 de interesten op gereglementeerde spaardeposito’s ten belope van 980 EUR zijn vrijgesteld van de roerende voorheffing. Tevens worden de interesten boven voormeld grensbedrag belast aan een voordeliger tarief in de roerende voorheffing van 15% (in plaats van het standaardtarief van 30%). 

Hoewel het gunstregime formeel geen onderscheid (meer) maakt tussen interesten afkomstig van binnenlandse of buitenlandse spaardeposito’s, blijft de toepassing van de vrijstelling voor buitenlandse interesten in de praktijk een pijnpunt. In het verleden werd België al op de vingers getikt door het Europese Hof van Justitie en de Europese Commissie. Daarnaast kreeg de Administratie ook al meermaals tegenwind door de Belgische hoven en rechtbanken. 

Om een beter begrip inzake de problematiek te krijgen, dringt een historisch overzicht zich op. Voor een diepgaandere bespreking van de Europese en Belgische rechtspraak ter zake kan verwezen worden naar onze twee eerdere uiteenzettingen in het Tijdschrift voor Fiscaal Recht (E. MOONEN, “Het gunstregime voor interesten geldt tegenwoordig ook voor buitenlandse spaarboekjes: een fiscaal appeltje voor de dorst?”, TFR  2017, afl. 531, 884-887; E. MOONEN, “Het gunstregime voor interesten op buitenlandse spaardeposito’s: de fiscus bijt door de zure appel”, TFR  2021, afl. 607, 796-800).

Historiek

De vrijstelling van interesten op spaarboekjes is sinds geruime tijd omstreden. In 2006 gaf de Europese Commissie immers al aan dat de toenmalige regeling in strijd was met het vrij verkeer van diensten (artikel 56 VWEU) en het vrij verkeer van kapitaal (artikel 63 VWEU). Het Europese Hof van Justitie deelde dezelfde zienswijze in een arrest van 6 juni 2013. De vrijstelling van interesten op spaarboekjes was toen enkel mogelijk voor deposito’s die geplaatst waren bij in België gevestigde kredietinstellingen. De schending van het vrij verkeer was tweeledig. Enerzijds werd de toegang voor kredietinstellingen uit andere lidstaten van de Europese Economische Ruimte (‘EER’) tot de Belgische markt beperkt. Anderzijds werden Belgen ontmoedigd om hun deposito’s te plaatsen op een buitenlandse bankrekening binnen de EER.

Om tegemoet te komen aan de voormelde uitspraak, werd artikel 21, 5° WIB in 2014 aangepast, waardoor interesten op spaardeposito’s toegekend door elke kredietinstelling binnen de EER van de vrijstelling kunnen genieten.  Evenwel werd de toepassing afhankelijk gemaakt van de voorwaarde dat de buitenlandse kredietinstelling aan analoge voorwaarden moet voldoen “zoals vastgesteld door de gelijkwaardige bevoegde overheidsinstanties van de andere lidstaat”. Daarnaast moeten de buitenlandse spaardeposito’s aan analoge vereisten voldoen zoals deze die bepaald zijn in artikel 2 KB/WIB.

Tegen deze nieuwe regeling werd opnieuw kritiek geuit. Voornamelijk de vereiste die stelt dat de vergoeding van spaardeposito’s verplicht maar ook uitsluitend moet bestaan uit (i) een basisrente en (ii) een getrouwheidspremie. Als antwoord op een prejudiciële vraag gaf het Europese Hof van Justitie op 8 juni 2017 aan dat buitenlandse spaardeposito’s hierdoor niet in aanmerking kunnen komen voor de vrijstelling, aangezien een vergoeding die bestaat uit een basisrente en een getrouwheidspremie eigen blijkt te zijn aan de Belgische banksector.

Op 21 februari 2020 werd een administratieve circulaire uitgevaardigd waarin het vrijstellingsregime voor interesten van buitenlandse spaardeposito’s nader werd toegelicht. In deze circulaire bevestigde de Administratie haar visie zoals aangevoerd in de procedures voor het Hof van Justitie en voor de Belgische rechtbanken en hoven van beroep. Opdat de vrijstelling van toepassing zou zijn op buitenlandse spaarboekjes moet voldaan zijn aan twee voorwaarden:

  • er moet sprake zijn van “gereglementeerde spaardeposito’s”;  en
  • de buitenlandse spaardeposito’s moeten voldoen aan “analoge vereisten” zoals vastgesteld in artikel 2 KB/WIB.

Hoewel het Hof van Justitie in 2017 zeer duidelijk aangaf dat de voorwaarden voor het vrijstellingsregime een schending van het vrij verkeer van diensten vormen, bleef de Administratie bij haar stringente visie omtrent de toepasbaarheid van het gunstregime voor buitenlandse spaardeposito’s. De dubbele vergoedingsstructuur, zijnde een basisrente en een getrouwheidspremie, werd als essentieel beschouwd, waardoor tot op heden het vrijstellingsregime voor interesten uit het buitenland de facto wordt geweigerd.

Deze ontwikkeling was ook de Europese Commissie niet ontgaan. Bijgevolg werd op 30 oktober 2020 een inbreukprocedure tegen België opgestart. Hierbij werd de Belgische Staat verzocht om haar regeling in overeenstemming te brengen met het Europees recht. Wanneer België binnen de vooropgestelde termijn geen of onvoldoende maatregelen neemt om de vermeende schending tot een einde te brengen, kan de Europese Commissie de zaak aanhangig maken bij het Europese Hof van Justitie.

In het geschil dat aanleiding gaf tot het stellen van de prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie werd de Administratie in het ongelijk gesteld. Tegen deze uitspraak werd hoger beroep aangetekend waarbij opnieuw in het voordeel van de belastingplichtige werd geoordeeld. Volhardend in hun visie werd door de Administratie een cassatievoorziening ingesteld. Op 23 juni 2022 werd het cassatieberoep verworpen en derhalve moest een vrijstelling worden verleend op de interesten die afkomstig waren van enkele Nederlandse spaarrekeningen.

Minister van Financiën wint advies in

De recente uitspraak van het Hof van Cassatie en de aanhoudende druk vanwege het Europese niveau, laten een afwachtende houding van de federale regering niet langer toe. Daarom besloot de minister van Financiën om advies in te winnen bij de Nationale Bank van België en de FSMA over een eventuele wijziging van de fiscale vrijstelling van spaarboekjes. Een soepelere toepassing van de voorwaarden voor buitenlandse spaardeposito’s is een voor de hand liggende optie om de belemmering van het vrij verkeer van diensten tot een einde te brengen. Een andere optie is dat het fiscale gunstregime in zijn totaliteit wordt afgeschaft.

In het kader van een eventuele fiscale hervorming stelde de minister in een persbericht alvast voor om een algemene vrijstelling in te voeren voor alle inkomsten uit vermogen. Meer specifiek werd voorgesteld om aan iedere belastingplichtige jaarlijks een algemene vrijstelling van 6 000 EUR toe te kennen voor inkomsten uit sparen, beleggen en investeren. Hoewel dit gepaard zou gaan met het definitieve einde van de Europeesrechtelijke schending, lijkt deze algemene vrijstelling toch ook een zeker risico met zich mee te brengen. Naar schatting zou er momenteel ongeveer 300 miljard EUR op Belgische gereglementeerde spaarboekjes staan. De afschaffing van de specifieke vrijstelling voor interesten op spaardeposito’s kan ongunstige gevolgen hebben zoals een “run on the bank”, waarbij spaarders inzien dat zij hun spaargelden beter kunnen aanwenden voor andere investeringen. Het is algemeen geweten dat dergelijke situatie absoluut niet gewenst is in de banksector.

Met het ingewonnen advies hoopt de minister alvast om op een weloverwogen manier een oplossing te kunnen bieden aan de huidige problematiek voor buitenlandse spaardeposito’s.

Besluit

Voorlopig blijft het wachten op de minister en bij uitbreiding de federale regering omtrent de toekomst van het fiscale gunstregime. Op dit moment zal de belastingplichtige, die wil genieten van de vrijstelling op zijn interesten afkomstig van een buitenlandse spaarrekening binnen de EER, zelf het initiatief moeten nemen en zich tot de rechter moeten wenden. Gelet op de aanhoudende gunstige rechtspraak, zijn de slaagkansen op een positieve uitspraak zeer aannemelijk.

Mathias De Schrijver en Evert Moonen
De Langhe Advocaten

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN