Close

8 september 2017

Successieplanning middels huwelijkscontract – Vlaanderen grijpt in

Huwelijkscontract

De afgelopen maanden zijn de bedingen waarbij huwelijksvermogensrechtelijk een verrekening plaatsvindt op het ogenblik van overlijden, meermaals in de actualiteit gekomen.

Gemeenschappelijk kenmerk van deze bedingen is dat zij bepalen op welke wijze het huwelijksvermogen zal verdeeld worden op het ogenblik van ontbinding van het huwelijk, bijvoorbeeld bij overlijden. De toebedeling van goederen via deze bedingen gebeurt buiten de nalatenschap om: de verrekening in het kader van huwelijksvermogensrechtelijke bedingen gebeurt immers via de vereffening-verdeling van het huwelijksvermogensrecht, die steeds de vereffening-verdeling van de nalatenschap voorafgaat. Gevolg hiervan is dat in se geen erfbelasting verschuldigd is.

De fiscale wetgever heeft in artikel 2.7.1.0.4 Vlaamse Codex Fiscaliteit (hierna “VCF”) voorzien in een fictiebepaling teneinde een aantal van deze bevoordelingen te belasten. Tot voor de aanpassing door het decreet van 3 juli 2015 luidde dit artikel dat de toebedeling van meer dan de helft van het gemeenschappelijk vermogen, op voorwaarde van overleving, aan een echtgenoot, belast wordt in de erfbelasting.

Niettegenstaande de fictiebepaling van artikel 2.7.1.0.4 VCF, bleven er nog enkele technieken beschikbaar om een successieplanning middels huwelijkscontract op te zetten, die tot gevolg hadden dat relatief weinig tot zelfs helemaal geen erfbelasting diende betaald te worden wanneer een echtgenoot komt te overlijden. Dergelijke bedingen zijn dan ook een doorn in het oog van de Vlaamse Belastingdienst.

1. Eerste wetgevend ingrijpen – de sterfhuisclausule

Een techniek die regelmatig wordt gebruikt om het gemeenschappelijk vermogen toe te bedelen aan de langstlevende echtgenoot, is de sterfhuisclausule. Ingevolge deze clausule wordt het volledig gemeenschappelijk vermogen toebedeeld aan de langstlevende echtgenoot, die bij naam wordt aangeduid in het huwelijkscontract. Aangezien deze langstlevende echtgenoot het gemeenschappelijk vermogen onvoorwaardelijk verkreeg en niet op voorwaarde van overleving, was artikel 2.7.1.0.4 VCF niet van toepassing en was er geen erfbelasting verschuldigd.

Nadat de administratie meermaals via gerechtelijke weg vruchteloos had geprobeerd om de constructie te taxeren, werd bij decreet van 3 juli 2015 beslist om de overlevingsvoorwaarde van artikel 2.7.1.0.4 VCF te schrappen. Het “achterpoortje” van de sterfhuisclausule werd hierdoor finaal afgesloten.

2. Verblijvingsbeding onder last

Een tweede techniek die vaak wordt aangewend om het gemeenschappelijk vermogen toe te bedelen aan de langstlevende echtgenoot, is een verblijvingsbeding. Bij toepassing van het verblijvingsbeding verkrijgt de langstlevende het volledige gemeenschappelijk vermogen. Dergelijke clausule wordt evenwel geviseerd door artikel 2.7.1.0.4 VCF.

In de praktijk werd hiervoor echter een oplossing gevonden, met name het verblijvingsbeding onder last. Ingevolge dit beding komen alle goederen van de gemeenschap aan de langstlevende toe onder de last een bedrag, gelijk aan de waarde van de netto helft van de gemeenschap, uit te betalen aan de nalatenschap. Bijgevolg ontstaat er een schuldvordering in hoofde van de nalatenschap tegenover de langstlevende, die de werking van artikel 2.7.1.0.4 VCF uitschakelt. Veelal wordt daarbij bepaald dat deze som maar moet worden betaald bij het overlijden van de langstlevende en zal de schuld rentedragend zijn. Wanneer nadien de langstlevende echtgenoot overlijdt, vormt de nog uitstaande schuld, vermeerderd met de verschuldigde rente, een passief van de nalatenschap.

Op 7 juli 2016 publiceerde de Vlaamse Belastingdienst echter een standpunt (standpunt nr. 16053) dat stelt dat de nog openstaande schuld niet aanvaard wordt als passief in de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot. Het standpunt voorziet evenwel dat de erfgenamen die bij het eerste overlijden een schuldvordering bekwamen geen erfbelasting verschuldigd zijn in de mate dat ze betaling van hun schuldvordering bekomen bij het overlijden van de langstlevende echtgenoot. De waarde van de schuldvordering die in hoofde van deze erfgenamen werd belast bij het eerste overlijden, mag dus in mindering gebracht worden van hun belastbaar aandeel in de tweede nalatenschap.

3. Het finaal verrekenbeding

Ook voor echtgenoten die gehuwd zijn onder het stelsel van scheiding van goederen bestaat er een huwelijksvermogensrechtelijk beding dat tot doel heeft de erfbelasting te verminderen, met name het finaal verrekenbeding.

Het finaal verrekenbeding is een beding waarbij echtgenoten die gehuwd zijn onder een stelsel van scheiding van goederen op het ogenblik van ontbinding van het huwelijk verbintenisrechtelijk met elkaar afrekenen alsof ze gehuwd waren onder een gemeenschapsstelsel. De langstlevende echtgenoot verkrijgt hierbij een vordering op de nalatenschap van de overleden echtgenoot. Het bedrag van die vordering wordt bovendien in het passief van de nalatenschap van de vooroverleden echtgenoot opgenomen, zodat de belastbare grondslag van diens nalatenschap fors vermindert.

Ook deze techniek werd reeds meermaals door de administratie betwist voor de rechtbank. In maart van dit jaar besliste het Hof van Cassatie evenwel dat de verrekenschuld weldegelijk aftrekbaar is als passief van de nalatenschap.

4. Voorstel van decreet Vlaamse regering

De recente cassatierechtspraak inzake het finaal verrekenbeding heeft de Vlaamse regering er nu toe aangezet om wetgevend in te grijpen. Op de ministerraad van 14 juli 2017 werd een voorontwerp van decreet goedgekeurd dat – volgens de memorie van toelichting – duidelijkheid zal creëren voor enerzijds de finale verrekenbedingen en anderzijds de verblijvingsbedingen of keuzebedingen onder last. Concreet voorziet het voorontwerp van decreet dat verrekenschulden voor de erfbelasting niet langer aanvaardbaar zijn als passief van de nalatenschap.

Teneinde consequent te zijn, voorziet het voorontwerp van decreet eveneens dat de schuld die uit de nalatenschap van de langstlevende echtgenoot wordt geweerd, evenmin in aanmerking zal worden genomen als schuldvordering – die belastbaar is als actiefbestanddeel – in de nalatenschap van de eerstoverleden echtgenoot.

Het voorontwerp van decreet zal nu worden overgemaakt aan de Raad van State voor advies. Vooralsnog is het afwachten of de Raad van State opmerkingen zal formuleren en de tekst van het decreet dient te worden bijgestuurd. Het is de Vlaamse regering evenwel menens om een einde te stellen aan het plannen van de nalatenschap middels huwelijkscontract.

 

 

Frank De Langhe – Nicolas Lauwers
BVBA De Langhe Advocaten

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN