Close

4 juni 2021

Roerende voorheffing op Franse dividenden: fiscus legt zich (toch) neer bij visie Hof van Cassatie

Inkomsten van buitenlandse roerende goederen die ontvangen worden door een Belgische belastingplichtige, worden (doorgaans) in het land van oorsprong belast met een bronheffing. In België worden deze inkomsten tevens belast als roerend inkomen. Dit leidt tot dubbele belasting.

Dubbele belasting op roerende inkomsten

Buitenlandse bronbelasting op buitenlandse roerende goederen wordt in België onder bepaalde voorwaarden (deels) verrekend met de Belgische inkomstenbelasting (het zogenaamde “forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting”, hierna “FBB”). Eén van die voorwaarden houdt in dat deze roerende inkomsten kaderen in een beroepswerkzaamheid in België. Particulieren die buitenlandse roerende inkomsten ontvangen, betalen dus in principe zowel een buitenlandse bronheffing als een Belgische inkomstenbelasting, i.e. de roerende voorheffing, zonder dat deze met elkaar te verrekenen of terug te vragen zijn. Het maximale tarief van buitenlandse bronbelasting en de verrekening ervan wordt vaak geregeld in een dubbelbelastingverdrag tussen België en het land waar de inkomsten van roerende goederen worden verdiend/betaald. Niettemin ontstaat er vaak een situatie van dubbele belasting.

Frans-Belgische context

Deze dubbele belasting manifesteert zich duidelijk in de Frans-Belgische context. Een Belgische particulier die dividenden van Franse aandelen ontvangt, betaalt hierop 12,80% bronheffing in Frankrijk en vervolgens 30% roerende voorheffing in België. Van een bruto dividend van 1 000 EUR, blijft netto 610,40 EUR over. 


particulierberoepsbelegger

geen toepassing FBBtoepassing FBB
bruto dividend1.000,001.000,00
Franse bronheffing12,80%12,80%
netto dividend aan de grens872,00872,00
Belgische roerende voorheffing30,00%15% (30% – 15% FBB)
netto dividend610,40741,20

Biedt het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag soelaas?

Op basis van het Frans-Belgisch dubbelbelastingverdrag kan Frankrijk een bronheffing van maximaal 15% inhouden op Franse dividenden (in casu: 12,80%). Daarenboven voorziet dit verdrag uitdrukkelijk dat België een belastingkrediet (lees: verrekening) van minstens 15% moet verlenen om de Franse bronheffing te compenseren. De in België verschuldigde belasting wordt vervolgens verminderd voor zover de Belgische FBB-wetgeving dit mogelijk maakt (zonder dat dit gedeelte minder dan 15% mag bedragen). 

Door de voorwaarde van beroepswerkzaamheden (zie hoger) toe te voegen aan het Belgische FBB-regime, heeft de Belgische wetgever het voor Belgische particuliere beleggers onmogelijk gemaakt om een verrekening te krijgen van hun in Frankrijk betaalde bronheffing.

Doordat internationale verdragen voorrang hebben op puur internrechtelijke bepalingen, kan volgens het Hof van Cassatie echter geen gevolg gegeven worden aan de Belgische regels die de verrekening aan bijkomende voorwaarden onderwerpen. Het Hof van Cassatie oordeelde bijgevolg dat ook Belgische particuliere beleggers recht hebben op een verrekening van de betaalde Franse bronheffing. Van een Frans bruto dividend van 1 000 EUR zal de Belgische belegger dus netto 741,20 EUR overhouden (zie hoger). 

Administratie legt zich (niet) neer bij deze rechtspraak

Aanvankelijk weigerde de Administratie deze rechtspraak toe te passen. Zij bleef weigeren om een verrekening van de Franse bronbelasting toe te kennen aan Belgische particulieren, niettegenstaande een duidelijk arrest van het Hof van Cassatie.

In oktober 2020 en in februari 2021 bevestigde het Hof van Cassatie zijn eerdere rechtspraak van 2017. Naar aanleiding van deze arresten werd de minister van Financiën in de Kamer ondervraagd naar het standpunt van de Administratie. De minister bevestigde dat de Administratie zich voortaan moet schikken naar deze rechtspraak en ook een verrekening van de FBB op Franse dividenden voor particuliere beleggers zal toestaan, zoals voorzien in het Frans-Belgische dubbelbelastingverdrag.

Kanttekeningen

De afgelopen jaren werd onderhandeld over een nieuw verdrag tussen België en Frankrijk. Daar in recente door België ondertekende belastingverdragen in principe wordt voorzien dat internrechtelijke beperkingen aan het FBB-regime erkend moeten worden, kan verwacht worden dat de hogervermelde problematiek irrelevant wordt. Dit nieuwe Frans-Belgische verdrag zal wellicht pas over enkele jaren in werking treden, waardoor deze discussie definitief beslecht wordt ten nadele van de particuliere beleggers. 

Ook valt op dat de bewoordingen en context van het (huidige) Frans-Belgische dubbelbelastingverdrag specifiek zijn en slechts vergelijkbaar zijn met een handvol andere verdragen, zoals bijvoorbeeld met Italië. De relevantie van deze rechtspraak voor gelijkaardige discussies in een verschillende grensoverschrijdende context, is op vandaag bijgevolg nog onduidelijk.

Evert Moonen – Robbe Dumont

Gepubliceerd in VOKA – Ondernemers, VOKA Kamer van koophandel West-Vlaanderen, editie 10 2021

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN