Close

25 september 2023

Nieuwe wetgeving inzake schulden van de consument

Ondernemingen worden geregeld geconfronteerd met klanten die hun facturen niet tijdig betalen.  Om dergelijk gedrag af te schrikken, hanteren ze algemene voorwaarden die strenge bepalingen omvatten inzake invorderingskosten en schadevergoedingen.  Vanaf 1 september 2023 moet tegenover consumenten echter rekening gehouden worden met nieuwe wetgeving.  De wet van 4 mei 2023 houdende invoeging van boek XIX “Schulden van de consument” in het Wetboek van Economisch recht treedt dan immers in werking.  In dit artikel staan we stil bij de verregaande gevolgen van deze actuele wetgeving.

Minnelijke invordering van consumentenschulden

De nieuwe regelgeving is van toepassing op alle schulden die een consument ten aanzien van een onderneming heeft.  Er mag contractueel niet van worden afgeweken.  Iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn beroepsactiviteit vallen, wordt aanzien als een consument.  Tussen ondernemingen onderling geldt daarentegen nog steeds de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.  De nieuwe wetgeving betreft enkel de “minnelijke” invordering van schulden van consumenten, dus niet gerechtelijke procedures of invordering van schulden waarvoor reeds een uitvoerbare titel (bijv. een vonnis) bekomen werd (en waarvoor dus beslag kan worden gelegd).

Welke verplichtingen worden ingevoerd?

Wanneer de consument zijn schuld niet heeft betaald op de vervaldatum, is er sprake van een betalingsachterstand.  Om in dat geval toch betaling te bekomen, moeten ondernemingen een ingebrekestelling versturen.  Ingevolge de nieuwe wetgeving is de eerste herinnering bij een éénmalige betalingsachterstand verplicht kosteloos.  Indien het gaat om herhaalde betalingsachterstanden inzake overeenkomsten betreffende de regelmatige levering van goederen of diensten (bijv. nutsvoorzieningen), moet een onderneming zelfs tot drie keer per jaar een dergelijke kosteloze herinnering sturen.  De kosten voor bijkomende herinneringen worden bovendien geplafonneerd op een bedrag van 7,50 EUR plus portokosten.

De eerste herinnering moet bovendien volgende verplichte vermeldingen bevatten:  (i) het verschuldigd saldo en het bedrag van het schadebeding dat geëist zal worden bij niet-betaling binnen een termijn van veertien dagen, (ii) de identificatiegegevens van de onderneming, (iii) een beschrijving van het product dat de schuld heeft doen ontstaan, alsook de datum van opeisbaarheid van de schuld en (iv) de termijn van veertien dagen waarbinnen de schuld moet worden terugbetaald vooraleer kosten, interesten of vergoedingen mogen worden ingevorderd.

Vooraleer een onderneming nalatigheidsinteresten of schadevergoedingen kan eisen, moet zij dus niet alleen een kosteloze eerste herinnering sturen, maar ook een wachttermijn van veertien kalenderdagen respecteren.  De wet voorziet een uitzondering voor kmo’s:  indien de schuld niet binnen de genoemde veertien dagen is voldaan, kunnen zij de verwijlinteresten toch reeds aanrekenen vanaf de dag nadat de eerste herinnering werd verzonden.

Indien de onderneming na deze eerste herinnering een “minnelijke” invordering (dus zonder reeds over te gaan tot dagvaarding) wil laten plaatsvinden door een professionele “schuldinvorderaar” (bijv. een advocaat, een gerechtsdeurwaarder of een incassobureau), dan moet ook deze “schuldinvorderaar” nog een ingebrekestelling sturen, die opnieuw een strikte lijst van verplichte vermeldingen dient te bevatten, zoals o.a. de wijze waarop de schuld kan worden betwist en de mogelijkheid om een afbetalingsplan te vragen.  Vervolgens moet ook deze “schuldinvorderaar” nogmaals veertien dagen wachten vooraleer eventueel verdere handelingen te stellen.

Plafonnering van schadebedingen

Slechts indien een consument zijn schuld niet heeft voldaan na het verstrijken van de wachttermijn na de eerste herinnering, kunnen ondernemingen verwijlinteresten en een schadevergoeding eisen, en dit op voorwaarde dat dit ook uitdrukkelijk contractueel werd bepaald.

Verwijlinteresten vormen de vergoeding voor de laattijdige betaling en mogen niet hoger zijn dan de interest die tussen ondernemingen onderling geldt, zoals bepaald in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties.  Deze interest wordt twee maal per jaar vastgesteld op basis van de ECB-interestvoet voor bepaalde basisherfinancieringstransacties, verhoogd met 8%.  Ze is dus variabel in de tijd;  voor het tweede semester van 2023 bedraagt ze 12%.

Forfaitaire schadevergoedingen zijn dan weer bedoeld om de kosten van de minnelijke invordering te dekken, maar de plafonds ervan gelden voor het totaal van invorderingskosten én verwijlinteresten.  Deze bedragen voortaan maximaal:

  • 20 EUR als het verschuldigde saldo lager dan of gelijk is aan 150 EUR;
  • 30 EUR vermeerderd met 10% van het verschuldigde bedrag op de schijf tussen 150,01 EUR en 500 EUR als het verschuldigde saldo tussen 150,01 EUR en 500 EUR ligt;
  • 65 EUR vermeerderd met 5% van het verschuldigde bedrag op de schijf boven de 500 EUR met een maximum van 2 000 EUR als het verschuldigde saldo hoger dan 500 EUR is.

Elk schadebeding dat hogere bedragen bevat, is wettelijk verboden en wordt voor niet-geschreven gehouden.

Burgerrechtelijke en strafrechtelijke sancties

Om deze verplichtingen af te dwingen, voorziet de wet in enkele verregaande specifieke burgerlijke sancties.

Zo kan de rechter bevelen dat elke betaling verkregen in strijd met de wettelijke verplichtingen moet worden terugbetaald aan de consument en tóch wordt beschouwd als een geldige betaling, zodat de onderneming de schuld niet meer kan invorderen.

Bijkomend is de consument van rechtswege vrijgesteld van de betaling van het schadebeding, in geval van inbreuken door de onderneming op de plicht van het sturen van een eerste herinnering (deze sanctie geldt evenwel niet bij inbreuken op de verplichte vermeldingen) of op de wettelijke plafonds van interest en schadebeding.

Zoals op heel wat regels uit het Wetboek van economisch recht, zijn overigens ook strafsancties, met name (potentieel aanzienlijke) geldboetes, van toepassing bij inbreuken op deze nieuwe wetgeving.

Vanaf wanneer is deze wetgeving van toepassing?

De nieuwe wetgeving treedt op 1 september 2023 in werking en is dus vanaf dat ogenblik van toepassing op alle contracten die nadien gesloten worden.  Bovendien zal de nieuwe wet vanaf
1 december 2023 ook van toepassing zijn op contracten die reeds werden gesloten vóór 1 september 2023, op voorwaarde dat de betalingsachterstand pas is ontstaan na deze datum.

Dringende aanpassing van algemene voorwaarden

Ondernemingen die nog niet op de hoogte waren van deze wetgeving, passen hun algemene voorwaarden dus best dringend aan, aangezien zij anders riskeren geen invorderingskosten te kunnen recupereren en zelfs ontvangen betalingen te moeten terugbetalen.  Potentieel kunnen er ook boetes aan te pas komen.

Bruno Thoen en Wibo van Poeck
De Langhe Advocaten

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN