Close

27 juni 2018

De nieuwe interestaftrekbeperking

De interesten die een vennootschap betaalt op leningen, zijn in principe aftrekbaar als beroepskost, mits een aantal drempels nageleefd worden.  Eén van deze drempels is de zogenaamde “thincapregeling”, die de interestaftrek van vennootschappen beperkt die te veel schulden hebben in verhouding tot hun eigen vermogen (onderkapitalisatie).

1. Huidige regeling onderkapitalisatie

Er is sprake van onderkapitalisatie wanneer er een scheeftrekking bestaat tussen het eigen vermogen en het vreemd vermogen van een vennootschap (de zogenaamde debt equity ratio).  De schulden van de vennootschap mogen maximaal 5 keer groter zijn dan de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbaar tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk.

Indien de drempel overschreden wordt, zullen de interesten betaald op het gedeelte van de leningen die de drempel overschrijden, niet aftrekbaar zijn als beroepskost.

Deze beperking geldt enkel voor leningen die worden verstrekt tussen vennootschappen die behoren tot dezelfde groep en/of kredietverstrekkers uit belastingparadijzen.  Leningen die worden aangegaan bij kredietinstellingen worden niet geviseerd door deze aftrekbeperking.

De doelstelling van de wetgever bestaat erin om “winstverschuivingen” te bestrijden.  Winstgevende vennootschappen zouden hun winsten kunnen doorschuiven naar een verbonden verlieslatende vennootschap door haar abnormaal hoge interesten te betalen:  de winstgevende vennootschap verlaagt haar belastbare basis omdat ze meer kosten heeft, terwijl de ontvangen interest bij de verbonden verlieslatende vennootschap amper belast wordt omdat ze gebruikt wordt om bestaande fiscale verliezen te compenseren.

2. Europees ingrijpen:  ATA-Richtlijn

In het kader van de internationale strijd tegen fiscaal misbruik en belastingontwijking heeft Europa reeds talrijke maatregelen genomen, die onder meer opgenomen zijn in de ATA-richtlijn (Anti Tax Avoidance richtlijn).  Eén van deze maatregelen is een nieuwe interestaftrekbeperking, die voorziet dat interest slechts binnen bepaalde grenzen afgetrokken zal kunnen worden als beroepskost.

Deze nieuwe aftrekbeperking is in Belgische wetgeving omgezet en zal tot gevolg hebben dat de huidige thincapregeling vervangen zal worden.  De nieuwe regeling is van toepassing vanaf aanslagjaar 2021.

3. Nieuwe interestaftrekbeperking

De nieuwe regeling is heel wat complexer dan de huidige thincapregeling.  De krachtlijnen van de nieuwe interestaftrekbeperking kunnen als volgt samengevat worden:

– allereerst dient het “financieringskostensurplus” bepaald te worden.  Dit is het positieve verschil tussen de betaalde en de ontvangen interesten in hoofde van een vennootschap (i.e. netto-interestkost).

Welke interesten en gelijkgestelde inkomsten in aanmerking moeten genomen worden om het financieringskostensurplus te bepalen, zal nog worden vastgelegd in een koninklijk besluit.

In tegenstelling tot hetgeen geldt onder de huidige thincapregeling, zouden ook interesten op leningen aangegaan bij financiële instellingen in aanmerking komen voor het bepalen van het financieringskostensurplus;

– het financieringskostensurplus zal niet aftrekbaar zijn als beroepskost, in de mate dat de netto-interestkost het hoogste van de volgende twee bedragen overschrijdt:  (i) 3 000 000,00 EUR of (ii) 30,00% van de fiscale EBITDA.  De interest zal dus steeds aftrekbaar zijn als beroepskost als de netto-interestkost lager is dan 3 000 000,00 EUR, ongeacht de hoogte van de fiscale EBITDA.

De fiscale EBITDA wordt als volgt berekend:

Fiscaal resultaat van het tijdperk

+ afschrijvingen en waardeverminderingen

+ gedeelte financieringskostensurplus dat als beroepskost aftrekbaar is

– bepaalde niet-belaste winstbestanddelen (DBI, octrooi-inkomsten,…)

Interesten die in een bepaald aanslagjaar niet afgetrokken kunnen worden, kunnen onbeperkt worden overgedragen naar de volgende aanslagjaren.

4. Conclusie

Voor heel wat KMO’s zal de nieuwe interestaftrekbeperking geen of slechts minimale gevolgen hebben, aangezien de netto-interest steeds aftrekbaar zal zijn indien deze minder bedraagt dan 3 000 000,00 EUR.  Vennootschappen die in belangrijke mate een beroep doen op schuldfinanciering – intra-groep dan wel via een financiële instelling – zullen mogelijks hun financieringsmodel moeten bijsturen, teneinde te vermijden dat de betaalde interesten gedeeltelijk niet aftrekbaar zijn.  Uw aangifte wordt gegarandeerd nog een stukje complexer.

 

Nicolas Lauwers
De Langhe Advocaten

 

Gepubliceerd in VOKA – Ondernemers Oost-Vlaanderen, editie 6, juni 2018

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN