Close

5 juli 2018

CO2-taks kan Copernicaanse revolutie zijn

Opinie

De ondernemer Thomas Leysen breekt een lans voor een CO2-taks. Met dat fiscaal prijskaartje wil hij de overheidsinkomsten verzekeren en de financiële druk op economische actoren verhogen om minder uit te stoten. Toch kan en moet men nog een stuk verder gaan.

De vennootschaps- en de personenbelasting nemen van bedrijven en burgers een stuk winst of inkomen weg. Het gaat vooral om arbeidsinkomsten. Wat de personenbelasting betreft gaan al geruime tijd stemmen op om ook inkomsten uit vermogen, en zelfs het loutere bezit van vermogen, zwaarder te belasten.

De discussie draait rond twee polen. De eerste pool is het veiligstellen van het inkomen van de overheid. Wie daar de nadruk op legt, vreest dat de overheid onvoldoende middelen zal hebben om noodzakelijke – maar vooral ook niet zo noodzakelijke uitgaven – te doen en zo bij de burger (de kiezer) de indruk te wekken dat de overheid goed voor hem zorgt.

De tweede pool is in een rechtvaardige verdeling van de lasten voorzien. Wie daarop hamert, wil vooral dat wie meer bezit dan zijn capaciteit om te werken in dienst van een ander, een eerlijke bijdrage levert aan de financiering van de lasten van de maatschappij.

Leysen vraagt terecht de aandacht op een derde pool, waarop amper ingezet wordt: belastingen gebruiken om minder lasten, of minder dure lasten, voor de gemeenschap te creëren. Daarmee kan budgettaire ruimte vrijkomen om minder belastingen te heffen en zo wordt de rechtvaardige verdeling van de overblijvende lasten ook minder pregnant.

Leysen stelt dus voor te stoppen met de externalisering van bepaalde kosten. Een ondernemer die goederen vervoert van punt A naar punt B maar de aanleg en de slijtage van de weg en de vervuiling van de lucht laat betalen door de gemeenschap, externaliseert een belangrijk deel van de kosten die hij met zijn transport veroorzaakt. Zonder verdere ingrepen zal de ondernemer meer transporten organiseren zo lang hem dat bijkomende winst oplevert, zonder oog te hebben voor de kosten die de gemeenschap moet dragen door zijn activiteit.

De gemeenschap zal dan de belastingdruk op iedereen moeten opvoeren om de door onze ondernemer veroorzaakte externe kosten te dekken. Op een bepaald moment wordt de belastingdruk – ook voor onze ondernemer – te hoog, waardoor hij na belasting te weinig winst overhoudt in verhouding tot de inspanning en het risico verbonden aan de ondernemingsactiviteit. Hij zal geneigd zijn te stoppen met groeien of een locatie te zoeken met een lagere belastingdruk. Met als gevolg ontslagen en werkloosheid in ons land, waarvan opnieuw de gemeenschap de kosten draagt.

Mochten we onze ondernemer belasten op de kosten die hij voor de gemeenschap veroorzaakt, wordt het vermijden of verminderen van belasting een kwestie van zuiniger omspringen met schaarse publieke goederen zoals schone lucht en open ruimte. Het heeft dan geen zin meer om winst of inkomsten verborgen te houden voor de fiscus en de controleurs kunnen zich wijden aan zaken die maatschappelijk waardevoller zijn, zoals het gebruik (of misbruik) van onze wegen, het innemen van vrije ruimte of het uitstoten van CO2.

Deze Copernicaanse omwenteling in de praktijk brengen vereist dat we enkele horden nemen. Zoals bij de meeste belastingen kan een land, zeker een klein land, dit systeem niet op eigen houtje invoeren. Wie erdoor getroffen wordt, trekt naar oorden waar de belasting op CO2, de inname van vrije ruimte of het gebruik van wegen minder zwaar is.

We moeten ook nagaan wat te doen als de opbrengst van zo’n belastingsysteem zo laag wordt dat essentiële overheidsfuncties in het gedrang komen.

En hoe ver wil je gaan met de internalisering van kosten? Als de overheid – zoals nu in België – het grootste deel van de kosten van opleiding en scholing van werknemers draagt, zou het logisch zijn een onderneming te belasten op het in dienst nemen van geschoolde werknemers. Dat is nu al zo, via fiscale en parafiscale heffingen op lonen en wedden, en we stellen vast dat die tot op zekere hoogte arbeid vernietigen en tot delokalisatie leiden.

Maar het is niet omdat de internalisering van kosten uitdagende vragen oproept dat we er niet moeten over nadenken. Inkomsten of winst blijven belasten impliceert dat het resultaat van iemands arbeid, creativiteit, inzet, ondernemingszin, spaarzaamheid, kennis (zoals van de financiële markt of de vastgoedmarkt) bestraft en dus ontraden wordt, zonder oog te hebben voor de kosten die iemand naar de gemeenschap doorschuift bij het behalen van die inkomsten of winst.

* Werner Heyvaert, vennoot en partner bij De Langhe Advocaten. Hij schrijft in eigen naam.

Terug naar overzicht
WEBSITE DOOR CONCEPTTOSCREEN