Belgische Excess Profit Rulings zijn geen verboden staatssteun volgens het Europese Gerecht
Op 14 februari 2019 nam het Europese Gerecht een beslissing inzake het Belgisch stelsel van de overwinstrulings (beter bekend als Excess Profit Rulings) (zie: http://curia.europa.eu/juris/liste.jsf?num=T-131/16). Het gerecht vernietigde het besluit van de Europese Commissie waarbij het stelsel als een verboden staatsteun werd aangezien (Besluit 2016/1699 van 11 januari 2016).
Wat zijn Excess Profit Rulings?
Het Belgische stelsel van de Excess Profit Ruling was gebaseerd op artikel 185, §2, b WIB en voorzag in een neerwaartse winstcorrectie voor Belgische vennootschappen (en Belgische vaste inrichtingen van in het buitenland ingezeten vennootschappen) van een multinationale groep. Op basis van dergelijke ruling konden zij een gedeelte van hun “overwinst” (te definiëren als het verschil tussen de werkelijke winst van de onderneming en de hypothetische gemiddelde winst van een vergelijkbare
stand-alone onderneming) neerwaarts corrigeren. Deze overwinst werd aangezien als afkomstig van groepssynergieën en aldus, conform de Dienst Voorafgaande Beslissingen (beter bekend als de Rulingcommissie), niet te onderwerpen aan Belgische vennootschapsbelasting. Dit om internationale dubbele belasting te vermijden: “als een vennootschap belastbaar is op een winst waarop ook een andere vennootschap belastbaar is, wordt de fiscale situatie van de eerste vennootschap op passende wijze herzien” (artikel 185, §2,b WIB). De toepassing van het regime was afhankelijk van het bekomen van een voorafgaande beslissing (beter bekend als ruling) ter zake.
Vele ondernemingen maakten (sinds 2004) gebruik van dit stelsel. Een positieve beslissing verminderde immers hun Belgische belastbare basis en leverde, principieel, rechtszekerheid voor 5 jaar.
Verboden staatssteun volgens de Europese Commissie
De Europese Commissie besloot op 11 januari 2016 dat de Belgische Excess Profit Rulings gekwalificeerd moesten worden als (verboden) staatssteun. Het betrof immers:
- het toekennen van een voordeel, i.e. de verlaging van de belastbare grondslag met het gedeelte van de winst dat kan worden toegewezen aan synergie-effecten. Niettegenstaande artikel 185, §2, b) WIB de neerwaartse correctie afhankelijk stelde van de opname van deze overwinst bij een andere vennootschap, het verkrijgen van een positieve ruling mogelijk was ongeacht het bewijs van effectieve belasting van deze winst elders; dat
- met staatsmiddelen werd bekostigd, i.e. de vermindering van de Belgische vennootschapsbelasting; waardoor
- de mededinging en het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig werd beïnvloed (artikel 185, §2WIB kon slechts worden toegepast door vennootschappen deel uitmakend van een multinationale groep van verbonden vennootschappen); en
- als selectief kon worden gekwalificeerd.
De Belgische Staat diende dit fiscaal regime af te schaffen en de reeds toegekende staatssteun terug te vorderen van de begunstigden.
Europees Gerecht fluit Europese Commissie terug
Naast een groot aantal getroffen begunstigden, weigerde ook de Belgische Staat zich neer te leggen bij de beslissing van de Europese Commissie en diende beroep in bij het Europese Gerecht.
Op 14 februari 2019 kwam de langverwachte uitspraak. Het gerecht stelde dat de wettelijke toepassingsbepalingen van het stelsel (i.e. artikel 185, §2, b) WIB, de Memorie van Toelichting, de Circulaire van 4 juli 2006 en de ministeriële antwoorden op parlementaire vragen) geenszins een geheel van regels voor staatsteun vormden. Zo kon de rulingdienst bijkomende voorwaarden opleggen, zoals het creëren van jobs, het doen van bijkomende investeringen in België. De Rulingcommissie beschikte aldus over een discretionaire bevoegdheid. Daarenboven kon men onmogelijk op basis van deze (wettelijke) bepalingen op een abstracte wijze de genieters van de Excess Profit Rulings bepalen.
Deze vaststellingen zorgden ervoor dat het stelsel, als zodanig, niet kon worden aangezien als verboden staatssteun. Het gerecht vernietigde dan ook de beslissing van de Europese Commissie.
Conclusie
Het Europese Gerecht vernietigde het besluit van de commissie waarin het Excess Profit Ruling-stelsel als onverenigbare en onrechtmatige steun werd beschouwd. Het gerecht bekritiseerde hierbij voornamelijk de aanpak van de Europese Commissie. Zij had de Excess Profit Rulings immers niet in globo mogen onderzoeken, maar wel als een reeks individuele maatregelen, waarbij elke Excess Profit Ruling aan een individueel onderzoek moest worden onderworpen. Het arrest vormt een lichtpunt voor de Belgische ondernemingen die inmiddels tot terugbetaling waren overgegaan. Niettemin dient men enige voorzichtigheid in acht te nemen. De cruciale vraag of (de in het verleden toegekende) Excess Profit Ruling (op individuele basis) als staatssteun kan worden aangezien, blijft immers onbeantwoord.
Artikel 185, §2, b) WIB werd evenwel aangepast. Een neerwaartse winstcorrectie voor Belgische vennootschappen (en Belgische vaste inrichtingen van in het buitenland ingezeten vennootschappen) wordt beperkt tot die gevallen waarin de buitenlandse verbonden vennootschap is gevestigd in een staat waarmee België een dubbelbelastingverdrag heeft afgesloten, en waarin de betrokken winst “reeds werd belast” in hoofde van deze buitenlandse vennootschap. Daarenboven werd de toepassing van dit artikel bij voorafgaande beslissing geschrapt.
Justine Bouckaert