Dividendbelasting: afschaffing in Nederland, vermindering in Frankrijk en impact voor Belgische aandeelhouders
Over onder meer de afschaffing van dividendbelasting in Nederland, de vermindering van de dividendbelasting in Frankrijk en de impact ervan voor Belgische aandeelhouders.
Nederland
De Nederlandse regering heeft op 19 september 2017 haar belastingplan voorgesteld. Daarin zit een aantal belangrijke wijzigingen die ook van belang kunnen zijn voor Belgische aandeelhouders van Nederlandse vennootschappen.
Na een heel moeilijke regeringsvorming werd er door de nieuwe coalitie onder meer een wetsvoorstel op tafel gelegd met volgende onderdelen van belang voor de Nederlandse inkomstenbelasting:
- afschaffing van de dividendbelasting (de evenknie van onze roerende voorheffing op dividenden – nu nog 15,00%);
- gefaseerde vermindering vennootschapsbelasting (van 25,00% naar 21,00% tot zelfs 16,00% voor sommige KMO’s); en
- invoering van een bronheffing (zeg maar roerende voorheffing) op dividenden, royalty’s en interest betaald aan begunstigden in belastingparadijzen.
De reden tot afschaffing van de dividendbelasting is dat daardoor het investeren in Nederlandse vennootschappen attractiever kan gemaakt worden, het vermijdt administratieve rompslomp (heel vaak is er nl. al een vrijstelling maar die vereist nogal wat papierwerk) en het schaft de discriminatie af tussen buitenlandse en Nederlandse belastingplichtigen.
In de praktijk is het zo dat de Nederlandse dividendbelasting voornamelijk gedragen werd door buitenlandse belastingplichtigen. Nederlandse particuliere belastingplichtigen kunnen de dividendbelasting namelijk verrekenen met hun inkomstenbelasting. Nederland kent voor particuliere aandeelhouders immers geen “bevrijdende roerende voorheffing” zoals België. Uiteraard kan in bepaalde gevallen de buitenlandse ontvanger wellicht de Nederlandse dividendbelasting (gedeeltelijk) verrekenen dan wel aftrekken maar een stukje dubbele belasting blijft omzeggens altijd bestaan.
Indien een Belgisch natuurlijk persoon een dividend van 100 EUR uit Nederland krijgt zal daarop 15,00% dividendbelasting worden ingehouden. De Belgische aandeelhouder ontvangt “aan de grens” 85 EUR en betaalt daarop vervolgens 30,00% Belgische belasting. Hij houdt eindelijk 59,50 EUR netto over.
Na afschaffing van de Nederlandse dividendbelasting krijgt diezelfde aandeelhouder 100 EUR aan de grens en betaalt daarop 30,00% Belgische belasting. Hij houdt uiteindelijk 70 EUR netto over. Dit is voor de particuliere investeerder toch wel een aanmerkelijk verschil.
Alhoewel er hierover nog geen zekerheid bestaat, lijkt de afschaffing van de Nederlandse dividendbelasting in te gaan per 1 januari 2020. Noteer dat vandaag reeds uitkeringen mogelijk zijn uit een Nederlandse vennootschap zonder dividendbelasting: onder omstandigheden kan aandelenkapitaal of agio (uitgiftepremie) belastingvrij uitgekeerd worden.
Ook vennootschapsgroepen worden beïnvloed door de veranderingen in de dividendbelastingregels. Ook vandaag al worden dividenduitkeringen vrijgesteld indien de genieter een kwalificerende EU vennootschap is die 5,00% of meer van het aandelenkapitaal van de uitkerende Nederlandse vennootschap bezit. Deze vrijstelling blijft bestaan maar voegt daar een algemene antimisbruikbepaling aan toe om te voorkomen dat oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van een EU moedervennootschap. Vanaf 1 januari 2020 zou de afschaffing van de dividendbelasting definitief en algemeen zijn en zou enkel nog bronheffing geheven worden in misbruiksituaties of bij betalingen aan genieters in laag belaste jurisdicties. De juiste toedracht van de termen “misbruik” of “laag belast” is nog niet bekend.
Merkwaardig is ook dat de Nederlandse regering geen opbrengst inschrijft in de begroting met betrekking tot de antimisbruikmaatregelen. Zij gaat ervan uit dat belastingplichtigen die binnen het bereik van deze antimisbruikregel vallen zich zullen reorganiseren om de dividendbelasting te voorkomen.
Wij hebben er al meermaals op gewezen (zie ons artikel van 31 januari 2018), dat men moet opletten voor structuren die erop gericht waren om belastingvrij meerwaarden op Nederlandse aandelen via een Belgische holding te realiseren. In tegenstelling tot de regels voor dividenden was er in België tot voor kort voor de meerwaardevrijstelling geen minimum participatievoorwaarde (10,00% of 2 500 000 EUR aanschaffingswaarde). De afwezigheid van zo’n participatievoorwaarde maakte België aantrekkelijk t.o.v. onze buurlanden zoals Nederland en Luxemburg om meerwaarden (of vermogenswinsten) op aandelen belastingvrij te realiseren. Voor grote ondernemingen gold een afzonderlijke heffing van 0,412% op de gerealiseerde meerwaarde maar die werd inmiddels afgeschaft (Wet van 25 december 2017). Vanaf aanslagjaar 2019 (boekjaren eindigend op 31 december 2018 of later) geldt er wel een minimale participatievoorwaarde voor meerwaarden, net zoals voor dividenden, van 10,00% of 2 500 000 EUR dus).
Frankrijk
Het Franse parlement besliste (Wet van 21 december 2017) om per 1 januari 2018 de dividendbelasting (de zogenaamde prélèvement à la source die 30,00% bedroeg) voor natuurlijke personen (niet-inwoners) te verminderen tot 12,80% en voor buitenlandse vennootschappen tot 25,00% en dit vanaf 2022. Noteer dat deze tarieven uiteraard nog lager kunnen zijn onder Franse dubbelbelastingverdragen (hierna “DBV”). Over de dividendbelasting problematiek voor Belgische inwoners in het Belgisch-Frans DBV hebben wij al meermaals gerapporteerd (zie ons artikel van 10 oktober 2017). Of een Belgisch natuurlijk persoon naast de verminderde bronheffing van 12,80% ook nog kan genieten van een Belgisch “forfaitair gedeelte buitenlandse belasting” (15,00% van het netto dividend) om aldus bijna de hele dubbele belasting ongedaan te maken, is nog onduidelijk.
Noteer dat de Franse fiscus wel nog de documentatie moet bekendmaken die nodig zal zijn om het 12,80% tarief te kunnen toepassen.
Frank De Langhe en Werner Heyvaert